Een tumor kan operatief worden verwijderd. Soms neemt de chirurg meerdere tumoren weg. Doorgaans wordt ook een deel van het omliggende weefsel verwijderd. De bedoeling is te voorkomen dat er nog kankercellen achterblijven, waardoor er zich een nieuwe tumor zou kunnen vormen. De chirurg kan ook de lymfeklieren in de buurt van de tumor verwijderen. Deze klieren vormen de eerste schakel voor de mogelijke verspreiding van kankercellen. Voor het vervolg van de behandeling is het belangrijk om te weten of de lymfeklieren zijn aangetast of niet.
Chirurgie is aangewezen voor de meeste solide kankers, waarbij zich tumoren hebben gevormd.
Kankerchirurgie kan bijwerkingen hebben die verband houden met de chirurgische ingreep of de gebruikte medicatie. De duur van het herstel varieert van persoon tot persoon en is afhankelijk van de soort ingreep. Het is normaal om zich nadien een tijdje moe of zwak te voelen. Over het algemeen brengt een complexe ingreep een hoger risico op bijwerkingen met zich mee.
Vaak voorkomende bijwerkingen van kankeroperaties:
Het is van belang dat de patiënt voor de behandeling met zijn of haar arts overlegt om te weten op welke symptomen hij of zij moet letten.
Aarzel nooit om vragen te stellen aan het zorgteam (artsen, verpleegkundigen…) en herhaal je vragen indien nodig, totdat je een begrijpelijk antwoord krijgt. Probeer in dialoog te gaan met je zorgverleners. Zo kun je samen in vertrouwen de best mogelijke beslissingen nemen.
Radiotherapie maakt gebruik van hoogenergetische straling om kankercellen te vernietigen. De meeste vormen van kanker kunnen worden behandeld met bestraling. Maar radiotherapie wordt niet gebruikt als andere behandelingen effectiever zijn ofwel als de tumor ongevoelig is voor straling.
Ioniserende stralen beschadigen het genetisch materiaal van snel delende cellen zoals kankercellen. Zo wordt het moeilijker voor deze cellen om te groeien en kunnen ze ook worden gedood. Maar bestraling beschadigt ook gezonde snel delende cellen in het bestraalde gebied. Dat kan bijwerkingen veroorzaken. Gezonde cellen herstellen echter beter dan kankercellen. Zo kan deze behandeling kankercellen vernietigen terwijl gezond weefsel tot op zekere hoogte behouden blijft.
Bestraling is aangewezen om een aantal kankertypes in bepaalde stadia te behandelen. Niet alle patiënten komen in aanmerking voor deze behandeling. Meestal wordt radiotherapie gecombineerd met een of meerdere andere behandeling(en).
Radiotherapie kan worden gebruikt:
Plaatselijke bijwerkingen zijn afhankelijk van het bestraalde gebied en het type radiotherapie. Algemene bijwerkingen, die het meest gepaard gaan met bestralingstherapie:
De bijwerkingen van radiotherapie variëren van persoon tot persoon en zijn afhankelijk van de gebruikte techniek en het deel van het lichaam dat is bestraald. Als je bijwerkingen hebt, wil dat niet zeggen dat bestraling beter of slechter werkt.
Daarom is het van belang dat de patiënt voor de behandeling met zijn of haar arts overlegt om te weten op welke symptomen hij of zij moet letten.
Aarzel nooit om vragen te stellen aan het zorgteam (artsen, verpleegkundigen…) en herhaal je vragen indien nodig, totdat je een begrijpelijk antwoord krijgt. Probeer in dialoog te gaan met je zorgverleners. Zo kun je samen in vertrouwen de best mogelijke beslissingen nemen.
Chemotherapie is een kankerbehandeling waarbij medicijnen worden gebruikt die de groei van kankercellen beperken of doden.
Bij chemotherapie wordt het genetisch materiaal van snel delende cellen zoals kankercellen door medicatie beschadigd. Hierdoor wordt hun groei belemmerd of worden de kankercellen geëlimineerd. De medicatie die bij chemotherapie wordt toegediend, beschadigt ook gezonde snel delende cellen. Maar gezonde cellen herstellen beter dan kankercellen. Zo kan chemotherapie kankercellen vernietigen, terwijl gezond weefsel weer herstelt.
Chemotherapie wordt toegepast om een aantal vormen van kanker in bepaalde stadia te behandelen. Niet alle kankerpatiënten hebben dus baat bij deze behandeling. Doorgaans wordt chemotherapie gecombineerd met een of meerdere andere behandeling(en).
Chemotherapie kan in verschillende situaties worden toegepast:
De belangrijkste bijwerkingen van chemotherapie hebben vaak te maken met de beschadiging van gezonde snel delende cellen, zoals bloedcellen, slijmvliezen in de mond en het spijsverteringskanaal, nagels, de binnenwand van de vagina en de haarzakjes.
Specifieke bijwerkingen zijn afhankelijk van het type chemotherapie dat wordt toegepast.
Bepaalde medicatie die bij chemotherapie wordt toegediend, kan zenuwen, lever, nieren of andere organen beschadigen.
De belangrijkste bijwerkingen van chemotherapie:
Bijwerkingen en de ernst ervan variëren van persoon tot persoon en van geneesmiddel tot geneesmiddel. De aanwezigheid en ernst van bijwerkingen houden geen verband met de effectiviteit van de behandeling.
Daarom is het van belang dat de patiënt vóór de behandeling met zijn of haar arts overlegt om te weten op welke symptomen hij of zij moet letten.
Aarzel nooit om vragen te stellen aan het zorgteam (artsen, verpleegkundigen…) en herhaal je vragen indien nodig, totdat je een begrijpelijk antwoord krijgt. Probeer in dialoog te gaan met je zorgverleners. Zo kun je samen in vertrouwen de best mogelijke beslissingen nemen.
Immuuntherapie is een behandeling met medicatie, die het natuurlijke afweersysteem helpt om kankercellen te herkennen en vernietigen.
Het immuunsysteem is ons interne afweersysteem. Het herkent en elimineert vreemde indringers, bijvoorbeeld bacteriën en virussen, maar ook abnormale cellen zoals kankercellen. Op normale cellen reageert het immuunsysteem niet.
Het immuunsysteem herkent antigenen, pathogene micro-organismen of abnormale eiwitten van kankercellen. Antigenen zijn niet aanwezig in normale cellen.
Immuuntherapie is een relatief nieuwe vorm van behandeling tegen bloed- en lymfeklierkanker, waarbij het afweersysteem van de patiënt zelf wordt ingezet om kankercellen te doden. In tegenstelling tot chemotherapie en radiotherapie richt immuuntherapie zich rechtstreeks op de kankercellen om ze te kunnen doden.
Er zijn veel vormen van immuuntherapie en onderzoekers ontdekken steeds meer nieuwe werkingsmechanismen.
Immuuntherapie wordt door het zorgteam van geval tot geval overwogen op basis van een aantal medische criteria, zoals het kankertype en het stadium waarin de ziekte zich bevindt.
Vandaag kan immuuntherapie worden toegepast als standaardbehandeling voor heel wat vormen van kanker, waaronder melanoom, niet-kleincellige longkanker, nierkanker, blaaskanker, bepaalde hoofd-halskankers, Hodgkin-lymfoom en bepaalde vormen van leukemie. Deze lijst is niet volledig en wordt voortdurend aangepast.
In klinische studies wordt onderzocht welke vormen van immuuntherapie nuttig zouden kunnen zijn bij de behandeling van andere kankertypes.
Zoals alle kankerbehandelingen heeft immuuntherapie behalve voordelen ook risico’s en bijwerkingen.
Deze bijwerkingen verschillen sterk van die van chemotherapie, waarbij vaak onder andere misselijkheid en haaruitval optreden. Bijwerkingen kunnen van patiënt tot patiënt en afhankelijk van de soort immuuntherapie variëren.
Behandelingen die het immuunsysteem stimuleren, veroorzaken mogelijk griepachtige symptomen, zoals koorts, hoofdpijn, spierpijn en vermoeidheid. Deze behandelingen kunnen ook auto-immuunreacties veroorzaken, waarbij het immuunsysteem gezonde cellen aanvalt.
Daarom is het van belang dat de patiënt vóór de behandeling met zijn of haar arts overlegt om te weten op welke symptomen hij of zij moet letten.
Aarzel nooit om vragen te stellen aan het zorgteam (artsen, verpleegkundigen…) en herhaal je vragen indien nodig, totdat je een begrijpelijk antwoord krijgt. Probeer in dialoog te gaan met je zorgverleners. Zo kun je samen in vertrouwen de best mogelijke beslissingen nemen.
Bij doelgerichte therapieën gaat het om behandelingen die zijn ontwikkeld om de groei of verspreiding van kankercellen te blokkeren. Patiënten krijgen een behandeling op maat die hun kanker raakt op zijn zwakste plek. Dergelijke behandelingen zijn meestal niet genezend, maar kunnen wel de overleving sterk verlengen: soms met maanden, in het beste geval zelfs met jaren. Daarom zijn ze vooral aangewezen bij een niet te opereren of uitgezaaide kanker.
Er zijn verschillende soorten doelgerichte therapieën, die allemaal anders werken.
Deze therapieën kunnen worden onderverdeeld in twee hoofdcategorieën: volgens het effect van de werkzame stof en volgens de grootte ervan.
Het effect van de werkzame stof
Wanneer het doelgerichte medicijn zich aan zijn doelwit heeft gehecht, kunnen verschillende effecten worden veroorzaakt:
De grootte van de werkzame stof
De meeste doelgerichte therapieën zijn alleen effectief tegen kankertypes met specifieke kenmerken en kunnen dus niet voor alle types of bij alle patiënten worden ingezet.
Doelgerichte therapie wordt over het algemeen gebruikt als aanvulling op conventionele behandelingen (chemotherapie, radiotherapie, chirurgie), maar kan ook als enige therapie of monotherapie worden toegepast.
Tegenwoordig kunnen doelgerichte therapieën deel uitmaken van de standaardbehandeling van heel wat kankertypes, waaronder maagkanker, blaaskanker, hersentumoren, borstkanker, baarmoederhalskanker, darmkanker, hoofd- en halskanker, nierkanker, leukemie, leverkanker, longkanker, lymfomen, multipel myeloom (ziekte van Kahl), eierstokkanker, pancreaskanker, prostaatkanker, huidkanker en schildklierkanker. Deze lijst is niet volledig en wordt voortdurend aangepast.
Over het algemeen veroorzaken doelgerichte therapieën minder bijwerkingen dan chemotherapie omdat ze hun doelcellen op een andere manier selecteren en geen gezonde cellen aanvallen.
De belangrijkste bijwerkingen van doelgerichte therapieën (onvolledige lijst):
Het is van belang dat de patiënt vóór de de behandeling met zijn of haar arts overlegt om te weten op welke syptomen hij of zij moet letten.
Aarzel nooit om vragen te stellen aan het zorgteam (artsen, verpleegkundigen…) en herhaal je vragen indien nodig, totdat je een begrijpelijk antwoord krijgt. Probeer in dialoog te gaan met je zorgverleners. Zo kun je samen in vertrouwen de best mogelijke beslissingen nemen.
Hormoontherapie is een behandeling waarbij de productie of werking van natuurlijke hormonen wordt geblokkeerd om de ontwikkeling van kankercellen te voorkomen. Deze behandeling heeft als doel kankercellen op lange termijn te laten sterven door een ongunstige hormonale omgeving voor hen te creëren − in tegenstelling tot chemotherapie of radiotherapie, waarbij het de bedoeling is snel kankercellen te elimineren.
De ontwikkeling van bepaalde kankercellen wordt gestimuleerd door hormonen die zich binden aan receptoren op het oppervlak van deze cellen. De receptoren worden vervolgens geactiveerd, waardoor er in de cel reacties ontstaan, zoals celdeling. Het hormoon is te vergelijken met een sleutel die een slot opent, in dit geval de hormoonreceptor. Er zijn drie strategieën ontwikkeld om hormoontherapie toe te passen:
Hormoontherapie is alleen nuttig bij hormoongevoelige kanker, waarbij de groei van tumoren wordt gestimuleerd door hormonen.
Om te achterhalen of er sprake is van hormoongevoelige kanker, is een laboratoriumanalyse nodig, omdat niet alle kankercellen noodzakelijkerwijs hormoonreceptoren hebben. Deze analyse vereist het verwijderen van een stukje tumor.
Indien nodig kan hormoontherapie alleen of in combinatie met andere behandelingen worden toegepast. Hormoontherapie is cruciaal bij de behandeling van bepaalde vormen van borstkanker en prostaatkanker. Soms wordt hormoontherapie ook gebruikt tegen andere kwaadaardige tumoren, bijvoorbeeld in de baarmoeder, schildklier, eierstok en nieren.
Zoals alle kankerbehandelingen heeft hormoontherapie behalve voordelen ook risico’s en bijwerkingen.
Veel bijwerkingen verschillen van persoon tot persoon en zijn afhankelijk van het type behandeling of de soort medicatie die wordt toegediend.
De belangrijkste bijwerkingen van hormoontherapie:
Het is van belang dat de patiënt vóór de behandeling met zijn of haar arts overlegt om te weten op welke syptomen hij of zij moet letten.
Aarzel nooit om vragen te stellen aan het zorgteam (artsen, verpleegkundigen…) en herhaal je vragen indien nodig, totdat je een begrijpelijk antwoord krijgt. Probeer in dialoog te gaan met je zorgverleners. Zo kun je samen in vertrouwen de best mogelijke beslissingen nemen.
Bij een stamceltransplantatie krijgt de patiënt gezonde, goedwerkende stamcellen toegediend. Deze niet-gespecialiseerde cellen zijn in staat om in een ander celtype te veranderen en zo defecte of afwezige cellen in het lichaam te vervangen. De bedoeling van hematopoëtische stamceltransplantatie is stamcellen vervangen die bloedcellen produceren als het beenmerg beschadigd of vernietigd is ten gevolge van onder andere kanker, medicatie of bestraling. Vroeger was daarvoor een beenmergpunctie (beenmergtransplantatie) nodig die meer belastend was voor de donor. Vandaag gebeurt dat door een bloedtransfusie.
Vóór de transplantatie wordt het zieke beenmerg vernietigd met behulp van hoge dosissen chemotherapie en/of bestraling van het hele lichaam. Het doel is zoveel mogelijk kankercellen elimineren vóór de ingreep.
Door functionerend beenmerg te vernietigen is de patiënt uiterst gevoelig voor infecties. Hij of zij moet in een steriele ‘bel’ verblijven totdat de hematopoëtische stamceltransplantatie aanslaat.
Er zijn drie soorten hematopoëtische stamceltransplantaties:
Hematopoëtische stamceltransplantatie is een complexe procedure die risico’s inhoudt. De ingreep gebeurt in gespecialiseerde ziekenhuizen en wordt uitgevoerd door een team van hooggekwalificeerde professionals.
Patiënten met een vorm van bloedkanker die een hoog risico lopen te hervallen of al hervallen zijn, komen in aanmerking voor een hematopoëtische stamceltransplantatie.
De belangrijkste indicaties voor autotransplantatie:
De belangrijkste indicaties voor allotransplantatie:
Zoals alle kankerbehandelingen heeft stamceltransplantatie behalve voordelen ook risico’s en bijwerkingen.
De belangrijkste bijwerking wordt gevormd door infecties, die worden veroorzaakt door een tekort aan witte bloedcellen in het lichaam.
Bijwerkingen die kunnen optreden ten gevolge van intensieve chemotherapie die vóór de transplantatie is toegepast:
Langdurige bijwerkingen (maanden of jaren later) van een transplantatie:
Specifieke bijwerking van allotransplantatie:
Het is van belang dat de patiënt vóór de behandeling met zijn of haar arts overlegt om te weten op welke syptomen hij of zij moet letten.
Aarzel nooit om vragen te stellen aan het zorgteam (artsen, verpleegkundigen…) en herhaal je vragen indien nodig, totdat je een begrijpelijk antwoord krijgt. Probeer in dialoog te gaan met je zorgverleners. Zo kun je samen in vertrouwen de best mogelijke beslissingen nemen.
Een klinische studie wordt in overleg met patiënten uitgevoerd om nieuwe medische technieken of behandelingen te onderzoeken. Die worden ontwikkeld in het laboratorium en vervolgens getest op dieren. Als de voorlopige resultaten overtuigend zijn, kan een nieuwe techniek of behandeling bij een groep patiënten worden toegepast. Het doel is om de werkzaamheid en toxiciteit ervan te verifiëren, maar ook de eventuele superioriteit in vergelijking met de standaardbehandeling. Alleen vrijwilligers die voldoende zijn geïnformeerd en hun uitdrukkelijke toestemming hebben gegeven, kunnen deelnemen aan een klinische studie.
Niet alle patiënten kunnen deelnemen aan een klinische studie. Vrijwilligers moeten aan strikte medische voorwaarden voldoen. Deze inclusiecriteria houden onder andere verband met de soort aandoening (bijvoorbeeld het kankertype), leeftijd, algemene gezondheidstoestand, ziekteverloop en behandelingsrespons.
Voldoen aan de inclusiecriteria is essentieel om de resultaten van de klinische studie correct te kunnen interpreteren.
Wil je weten of je aan een klinische studie kunt deelnemen, vraag dan advies aan je oncoloog.
Mogelijke motivaties:
Een klinische studie heeft, zoals elke behandeling, risico’s. Helaas zijn niet alle risico’s op voorhand bekend. Elke klinische studie is onderworpen aan de goedkeuring van een ethische commissie, die toeziet op de naleving van strikte nationale en internationale regels. Zo kan de grootst mogelijke veiligheid voor de deelnemers worden gegarandeerd.
Zelfs als er vooraf uitvoerig onderzoek is verricht, blijft er een zekere mate van onzekerheid en gevaar verbonden aan een klinische studie. Hierbij worden mensen immers aan een experimentele techniek of behandeling onderworpen. Daarom zal men patiënten tijdens en na de behandeling zorgvuldig controleren. Dit is zowel een voordeel (betere medische opvolging) als een beperking (frequentere bezoeken, bijkomende onderzoeken…).
Alvorens formeel in te stemmen met hun deelname aan een klinische studie, moeten alle vrijwilligers worden geïnformeerd, waarna ze voldoende tijd krijgen om na te denken. Wie instemt, ondertekent een ‘geïnformeerd toestemmingsdocument’, dat garandeert dat er voldoende informatie werd gekregen over de studie, het verloop, de risico’s en de beperkingen ervan. De biologische, medische en klinische follow-up die de proefpersonen tijdens het onderzoek ondergaan, biedt garantie op de grootst mogelijke veiligheid. Aan een klinische studie zijn geen extra medische kosten verbonden die voor rekening van de patiënt komen. Elke proefpersoon die toestemming heeft gegeven om deel te nemen aan het onderzoek, blijft te allen tijde vrij om die in te trekken en niet langer aan de studie deel te nemen. Hij of zij krijgt vervolgens de standaardbehandeling die van toepassing is op zijn of haar specifieke situatie.
De artsen die een klinische studie uitvoeren, volgen een specifiek protocol of behandelplan. Het is van belang dat patiënten die deelnemen aan een klinische studie het protocol én het doel ervan begrijpen. Begeleidende artsen zijn aanwezig om vragen te beantwoorden.
Doorgaans worden deelnemers aan een klinische studie willekeurig verdeeld in twee groepen:
Deelnemers noch onderzoekers weten wie de standaard- of experimentele behandeling krijgt. Dit om beïnvloeding en vooroordelen te voorkomen, want daardoor zouden de onderzoeksresultaten kunnen worden vertekend. De verdeling van patiënten in twee groepen gebeurt willekeurig door middel van loting. Men noemt dit dubbelblinde randomisatie. Pas bij het analyseren van de resultaten komen de onderzoekers te weten wie welke behandeling kreeg.
Je oncoloog is te allen tijde je beste gesprekspartner. Hij kent je medisch dossier tot in de details en heeft toegang tot heel wat nationale en internationale databanken. Daarin staat informatie over lopende klinische onderzoeken en worden de medische voorwaarden opgesomd om eraan te kunnen deelnemen. Oncologen kunnen hun patiënten met kennis van zaken op de hoogte brengen van klinische studies in binnen- én buitenland.