Er kunnen verschillende soorten bloedtests worden uitgevoerd tijdens het diagnostisch onderzoek, maar ook om de patiënt tijdens en na de behandeling te controleren. Het gaat meer bepaald om tumormarkertests. Tumormarkers zijn stoffen die in het bloed, de urine of de weefsels van sommige kankerpatiënten een hoger dan normaal gehalte hebben.
Bloedonderzoek met betrekking tot schildklierkanker kan verschillende bloedwaarden meten:
Als de arts een verdikking in de nek voelt, kan hij/zij met behulp van echografie de aard van de afwijking en het aantal knobbeltjes achterhalen. Zo komt hij/zij te weten of de knobbel vast is of gevuld is met vloeistof. De arts zal ook controleren of de weefsels rondom de schildklier, zoals de lymfeklieren, gezond zijn.
Een bijzonder kleine dosis radioactief jodium, die onschadelijk is voor de gezondheid, wordt ingeslikt of in een ader geïnjecteerd. Het jodium circuleert door het lichaam en wordt opgenomen door de schildkliercellen. Met een speciale camera, die op een computer is aangesloten, kan de arts zien waar jodium zich in de schildklier heeft opgehoopt. Met een radioactieve jodiumscan kan hij/zij vaststellen of een verdachte knobbel een grotere hoeveelheid jodium absorbeert dan de rest van de schildklier.
Bij een biopsie wordt een kleine hoeveelheid verdacht weefsel weggenomen dat vervolgens onder de microscoop wordt geanalyseerd.
Er zijn twee technieken mogelijk:
Een biopsie is de enige test die het mogelijk maakt een nauwkeurige diagnose te stellen en te bepalen of een knobbel kwaadaardig of goedaardig is.