Wanneer iemand één of meer van de symptomen van het hodgkinlymfoom vertoont, start de arts een klinisch onderzoek, waarbij hij/zij de lymfeklieren, de milt en de lever betast. Vaak schrijft hij ook een bloedonderzoek voor. Deze onderzoeken kunnen aanwijzingen geven over de oorzaken van de vastgestelde symptomen.
Om met zekerheid de aanwezigheid van een lymfoom vast te stellen, is altijd microscopisch onderzoek van verdachte cellen en weefsels nodig.
Wordt bij de patiënt een zwelling van een lymfeklier vastgesteld, dan kan een punctie worden overwogen. Met een fijne naald zuigt de arts enkele cellen uit de verdachte klier op. Deze cellen worden vervolgens onder de microscoop onderzocht door een specialist die men een anatomo-patholoog noemt.
Een biopsie is een chirurgische verwijdering van een bepaalde hoeveelheid verdacht weefsel. Bij het hodgkinlymfoom bestaat deze ingreep meestal uit het wegnemen van de verdachte lymfeklier in zijn geheel. Doorgaans wordt de biopsie onder lokale verdoving uitgevoerd. Het weefsel wordt vervolgens in een laboratorium door een specialist geanalyseerd.
Als de kankercellen zich diep bevinden, bijvoorbeeld in de borstkas of de buik, kan een punctie onder begeleiding van medische beeldvorming worden overwogen. Voor een lymfoom in de maag of darmen wordt de weefselafname uitgevoerd tijdens een endoscopie.
Wanneer de diagnose hodgkinlymfoom is gesteld, moet de specialist het exacte type van de ziekte bepalen om de meest geschikte behandeling vast te stellen. Hiervoor worden moleculaire en genetische tests, zoals onderzoek naar biomarkers, uitgevoerd op de monsters die werden genomen. Via deze tests zoekt men naar specifieke genetische afwijkingen in het DNA van de kankercellen of naar abnormale eiwitten aan de oppervlakte van deze cellen of er binnenin.