Afhankelijk van het stadium en de locatie van de tumor kunnen verschillende chirurgische ingrepen worden uitgevoerd. In de meeste gevallen zal de chirurg niet alleen de tumor verwijderen, maar ook de lymfeklieren in de nek. Na de verwijdering van de tumor is soms reconstructieve chirurgie nodig om het verlies van bepaalde anatomische structuren te herstellen of de functie van geopereerde gebieden zo goed mogelijk te behouden, bijvoorbeeld de reconstructie van tong of onderkaak.
Conventionele radiotherapie of uitwendige bestraling kan als aparte behandeling worden toegepast, maar ook worden gecombineerd met doelgerichte therapieën, chemotherapie of radiochemotherapie (de combinatie van chemotherapie en radiotherapie ). Als de patiënt een chirurgische ingreep heeft ondergaan, kan adjuvante of aanvullende radiotherapie worden uitgevoerd om eventueel achtergebleven kankercellen te elimineren.
Vooraleer radiotherapie wordt toegepast, moet een tandheelkundig onderzoek worden uitgevoerd. Soms is het nodig om een deel van de tanden of het hele gebit te verwijderen. Gebroken tanden of abcessen, ontstekingen van tanden of tandvlees, die niet worden verwijderd, kunnen na radiotherapie ernstige infecties tot gevolg hebben.
Bij brachytherapie brengt de chirurg een of meerdere buisjes, katheters of naalden – samen de ‘bronhouders’ genoemd – in het lichaam aan. Dat gebeurt onder lokale of algemene verdoving. Nadien worden de bronhouders aangesloten op een toestel dat radioactieve bronnen bevat en ze in de bronhouders schuift. Gewoonlijk worden de radioactieve zaadjes na enkele dagen verwijderd.
Bij chemotherapie worden medicijnen gebruikt die kankercellen doden. Ze kan als aparte behandeling worden toegepast, maar ook in combinatie met radiotherapie of als aanvulling op een chirurgische ingreep. In het laatste geval kan chemotherapie voor en/of na de operatie gebeuren.
Immuuntherapie houdt in dat het afweersysteem van de patiënt wordt gebruikt om kankercellen te elimineren. Doorgaans is het een aanvulling op andere behandelingen en wordt de therapie in bepaalde speciale gevallen toegepast.
Doelgerichte therapieën behoren tot de precisiegeneeskunde.
Hierbij valt medicatie kankercellen aan door selectief bepaalde belangrijke stappen in hun functioneren te verstoren. Deze therapieën zijn echter niet effectief bij alle tumoren. Vóór het toepassen ervan voert de arts een tumorprofilering uit, waarbij hij bepaalt welke medicatie doeltreffend is voor de kankercellen van de bewuste tumor.