Chemotherapie maakt gebruik van medicatie die kankercellen doodt. Meestal wordt een combinatie van verschillende medicijnen toegediend in een reeks cycli, gespreid over een bepaalde periode.
Doelgerichte therapieën behoren tot de precisiegeneeskunde. Hierbij valt medicatie kankercellen aan door selectief bepaalde belangrijke stappen in hun functioneren te verstoren of richt ze zich op gezonde cellen die de groei van kankercellen ondersteunen. Deze therapieën zijn niet effectief bij alle soorten leukemie Ze werken alleen als er specifieke doelwitten, met name moleculaire afwijkingen in bepaalde genen of eiwitten, in de kankercellen aanwezig zijn. Vóór het toepassen van een behandeling moet de arts bepalen welke medicatie doeltreffend is voor het type leukemie van de patiënt.
Hierbij gaat het om verschillende behandelingen, die het immuunsysteem van de patiënt gebruiken om kankercellen te elimineren. Immuuntherapie wordt meestal gebruikt als aanvulling op andere behandelingen.
Een stamcel- of beenmergtransplantatie kan worden uitgevoerd als leukemie opnieuw optreedt of resistent is tegen andere behandelingen.
De transplantatie houdt in dat het met kanker besmette beenmerg wordt vervangen door hematopoëtische stamcellen of bloedstamcellen, zodat ze zich kunnen ontwikkelen tot gezond beenmerg. De getransplanteerde stamcellen kunnen afkomstig zijn van de patiënt zelf (autologe transplantatie of autotransplantatie) of van een donor (allogene transplantatie of allotransplantatie).
In bepaalde gevallen kan splenectomie of het verwijderen van de milt aangewezen zijn. Deze ingreep kan helpen het aantal rode bloedcellen en/of bloedplaatjes in het bloed te verhogen. Splenectomie wordt ook toegepast om het ongemak te verlichten dat wordt veroorzaakt door de druk van een vergrote milt op andere organen.