Bij chemotherapie maakt men gebruik van medicatie die kankercellen doodt. Meestal wordt een combinatie van verschillende medicijnen toegediend in een reeks cycli, gespreid over een bepaalde periode.
Chemotherapie is de belangrijkste behandeling voor acute myeloïde leukemie (AML). Ze kan oraal, via een injectie in een ader of spier, ofwel in het cerebrospinale vocht (CSV) worden toegediend. De behandeling bestaat meestal uit drie fasen:
Een stamcel- of beenmergtransplantatie kan worden uitgevoerd als leukemie opnieuw optreedt of resistent is tegen andere behandelingen.
De transplantatie houdt in dat het met kanker aangetast beenmerg wordt vervangen door hematopoietische stamcellen of bloedstamcellen, zodat ze zich kunnen ontwikkelen tot gezond beenmerg. De getransplanteerde stamcellen kunnen afkomstig zijn van de patiënt zelf (autologe transplantatie of autotransplantatie) of van een donor (allogene transplantatie of allotransplantatie).
Doelgerichte therapieën behoren tot de precisiegeneeskunde. Hierbij valt medicatie kankercellen aan door selectief bepaalde belangrijke stappen in hun functioneren te verstoren of richt ze zich op gezonde cellen die de groei van kankercellen ondersteunen. Deze therapieën zijn niet effectief bij alle soorten leukemieën. Ze werken alleen als er specifieke doelwitten, met name moleculaire afwijkingen in bepaalde genen of eiwitten, in de kankercellen aanwezig zijn. Vóór het toepassen van een behandeling moet de arts bepalen welke medicatie doeltreffend is voor het type leukemie van de patiënt.
Radiotherapie kan worden gebruikt wanneer acute myeloïde leukemie (AML) is uitgezaaid naar de hersenen.